De sociaal-ruimtelijke databank is een digitaal instrument waarmee planners, beleidsmakers en sociaal werkers belevingsmateriaal ruimtelijk kunnen ordenen. De tool geeft deze informatie weer in de vorm van digitale kaarten, waarbij er voortdurend nieuwe informatie kan worden aangevuld.




Belevingsmateriaal ruimtelijk structureren en raadpleegbaar maken


stadsvernieuwing, stadsontwikkeling


kijken en onderzoeken, uitwisselen en ordenen


casus Dampoort

inschatting voorbereidingstijd

veel

vanaf deze leeftijd

16 j.

gemiddelde duur

lang (>60minuten)

bruikbaar op volgende locatie(s)

lokaal

benodigde materialen

  • belevingsmateriaal: mental maps, interviews, orthofoto’s, kalktekeningen, …
  • een uitgeschreven neerslag van het belevingsmateriaal (zie ook bij werkwijze)
  • een PC met een eenvoudige rekenblad-toepassing en toegang tot het internet
  • een google maps account (of andere kaarten-applicatie)

werkwijze

Een sociaal-ruimtelijke databank opstellen en toepassen omvat meerdere componenten zoals dataverzameling, dataverwerking, datavisualisatie en data-analyse. We beschrijven hieronder hoe we deze componenten hebben aangepakt in de dampoortcase.

  1. STAP 1 – Belevingsonderzoek:
    1. Mogelijks kan je werken met bestaand belevingsmateriaal. In de Dampoortwijk verzamelden we nieuw belevingsmateriaal doorheen verschillende workshops met kinderen. Je vindt veel werkvormen, die daarvoor geschikt zijn, terug bij de criteria ‘Kijken en Onderzoeken’ en ‘Uitwisselen en Ordenen’ op deze website.
    2. Denk bij het verzamelen van je materiaal na over waar en bij wie je belevingsmateriaal verzamelt. Het kan zinvol zijn om voor een zeker spreiding van je respondenten te zorgen (in woonplaats, leeftijd, geslacht, gemeenschap, ..), zodat je de rijke diversiteit van belevingen en het perspectief van verschillende groepen in beeld kan brengen.
    3. Doorheen interactieve workshops kan je nieuwe gegevens verzamelen. In onze workshops focusten we op een aantal elementen:
      • De feitelijke kennis van de buurt: welke plaatsen(her)kennen kinderen? Waar komen ze wel eens en waar komen ze niet? We kregen zo zicht op het gekende gebied en structurerende elementen daarin.
      • Door deelnemers te laten vertellen hoe ze hun buurt kennen en gebruiken, komt er ook meer alledaagse informatie naar boven zoals onder andere eigen naamgevingen van plaatsen in hun wijk, de manier waarop deelnemers zich oriënteren in hun wijk of informatie over sleutelfiguren en –locaties in de wijk.
      • Persoonlijke beleving en appreciatie van de buurt. Het is belangrijk te herkennen dat verschillende mensen heel verschillende belevingen en betekenissen aan (bepaalde plekken uit) hun buurt toekennen. Probeer die expliciet te bevragen: “vertel eens hoe het voor jou is / wat het voor jou betekent om hier te wonen / te leven. Op welke plekken kom je graag? Welke minder? Wat is belangrijk voor je? Welke plaatsen vermijd je?
    4. In volgende stappen kan je je dataverzameling steeds verder uitbreiden, en niet enkel belevingsmateriaal verzamelen rond de buurt zoals ze is, maar ook wat de buurt zou kunnen zijn of betekenen. Welk potentieel heeft de buurt, of een bepaalde plek? Welke kansen of bedreigingen zien ze? Wat zijn kwaliteiten of tekorten? Welke verandermogelijkheden zien ze? Welke concrete ingrepen zouden ze doen? Belangrijk is hierbij niet te vertrekken van de vraag wat kinderen willen, maar wel wat volgens hen goed is voor de buurt of wat de buurt nodig heeft. Ook toekomstgericht belevingsmateriaal kan mee gestructureerd worden in de sociaal-ruimtelijke databank.
  2. STAP 2 – 2. Belevingsmateriaal ruimtelijk ordenen:
    De output van de vorige stap, moet nu worden verwerkt en georganiseerd. Dat wil zeggen dat het verzamelde belevingsmateriaal – foto’s, tekeningen, kaarten, fiches en gesprekken – wordt uitgeschreven én dat er tegelijkertijd ook een structuur in wordt aangebracht. Die structuur wordt bepaald door twee belangrijk labels: 1) van welke deelnemer komt de informatie, en 2) over welke locatie gaat de informatie. In de Dampoortcase registreerden we alle informatie in een spreadsheet (bvb. met Excel). Maar ook een database is mogelijk.We ordenen het materiaal in twee tabellen, een kindtabel en locatietabel, zodat we in de volgende fase specifiek materiaal kunnen opvragen uit de sociaal-ruimtelijke databank.

    • Kindtabel
      Alle gegevens over de kinderen die deelnamen aan de workshop worden opgenomen in de kindtabel. Het gaat dan over gegevens als, gender, leeftijd, school, jeugdwerkgroep, nationaliteit, gezinssituatie, mental map nummer, etnisch culturele groep, woonplaats en statistische sector. Deze informatie geeft een zicht op de diversiteit onder de deelnemers maar kan ook gebruikt worden om materiaal op te filteren.
    • Locatietabel
      In de locatietabel ordenen we per deelnemer al het belevingsmateriaal op locatieniveau. We maken een lijst aan met alle plaatsen waarover getekend of verteld werd. De locatietabel bevat punten (een precies adres of locatie), lijnen (zoals straten of straatsegmenten), en gebieden (grotere entiteiten zoals een plein of een park).  Een locatie moet uniek gedefinieerd zijn. Het is van belang dat een locatie consequent hetzelfde benoemd wordt. Aan elke locatie wordt immers ook ruimtelijke informatie gekoppeld in de vorm van coördinaten en vorm.Eens de locatie goed gedefinieerd is, kan er van verschillende kinderen informatie aan de locatie  toegewezen worden. Kind 1 vindt het ‘kerkplein’ bvb. een ‘saaie plek’ terwijl kind 2 over het kerkplein zegt ‘daar spreek ik steeds af om te gaan voetballen met mijn vrienden’. Per kind voorzien we bovendien verschillende informatievelden die bij een locatie horen, zoals de naam, een beschrijving, een referentie naar de mental map.Het is dus mogelijk om te zien hoeveel en welke soorten plaatsen kinderen en tieners kennen en benoemden in hun wijk. We kunnen ook nagaan welke plekken getekend werden in hun mental map en hebben een verwijzing naar dat beeld. Verder is het mogelijk om per locatie de verschillende belevingen te raadplegen. Eén locatie kan dus meerdere en zelfs tegenstrijdige betekenissen hebben.
  3. STAP 3 – Databank ruimtelijk visualiseren:
    Om de toegankelijkheid en de raadpleegbaarheid van de data te verhogen, visualiseren we de dataset via google maps. Daarvoor moet elke lijn uit de locatie en kind-tabel natuurlijk ruimtelijk gedefinieerd zijn. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van een volledig en foutloos genoteerd adres (google maps herkent adressen en zet ze om naar adreslocaties) of dat kan aan de hand van punt coördinaten. Leesbare coördinaten voor google zijn overigens ook erg makkelijk op te vragen via google maps door naar een bepaalde locatie te gaan, en met de rechtermuisknop ‘wat is hier?’ te klikken. Je kan in My Maps van google ook vlakken en lijnen in tekenen en ze in tabelvorm openen, en daar de gewenste informatie aan toevoegen.
    Wanneer je je gegevens importeert in My Maps worden alle locaties gemarkeerd op de kaart. Zo krijg je in één oogopslag te zien welke soort plaatsen in welk gebied van de wijk belangrijk zijn voor kinderen en tieners. De data achter de locatie worden raadpleegbaar door er op te klikken.
    Je kan aan je kaart ook nog extra bestaande informatielagen toevoegen. Stad Gent heeft bijvoorbeeld heel wat geografische data die vrij toegankelijk en bruikbaar zijn. Je kan ze online downloaden in de vorm van een KML file. Die bestanden zijn makkelijk te importeren in My Maps van Google en kunnen als extra kaartlagen aan je sociaal-ruimtelijke databank toegevoegd worden.
  4. STAP 4 – Data-analyse:
    De data in de sociaal-ruimtelijke databank kan op meerdere manieren geanalyseerd worden. Via de google maps applicatie kan de data per plaats eenvoudig uitgelicht worden. Hierdoor wordt alle belevingsmateriaal dat gelinkt is aan die plaats ontsloten. Meerdere ervaringen en waarderingen worden zichtbaar van een plaats, waardoor het duidelijk wordt dat er niet zoiets bestaat als ‘hét perspectief van kinderen op een bepaalde plaats’. De diversiteit onder de kinderen en tieners vertaalt zich in verschillende meningen over een plaats. Verder is het materiaal per plaats ook niet representatief voor de beleving van een plaats, maar illustreert het wel de gelaagdheid van een plaats. Eén plaats kan dus meerdere en tegenstrijdige betekenissen bevatten.
    Naast de analyse per plaats kunnen ook analyses via de kindtabel worden uitgevoerd. Zo kan informatie van één deelnemer worden opgevraagd, al is dit in een stads(vernieuwings)project minder relevant. Interessanter zijn de analyses waarbij deelnemers gegroepeerd worden bijvoorbeeld op bvb. etnisch-culturele achtergrond, statistische sector, gender of leeftijd. Op deze manier kunnen de plaatsen die betekenisvol zijn in de leefwereld van bijvoorbeeld meisjes tussen 6 en 12 jaar oud in beeld worden gebracht. De analyse wordt in kaartvorm weergegeven en biedt een zicht op de ruimtelijke spreiding.

beeld- en werkmateriaal

bronnen en inspiratie